Wimsalabim

Avonturen op de fiets

Salar de Uyuni

Onderweg naar de grootste zoutvlakte ter wereld wijzig ik mijn plan. De noodzaak om Uyuni aan te doen blijkt er niet te zijn. Ik had gelezen dat ik alleen daar de noodzakelijk exit stamp in mijn paspoort kon krijgen. Er schijnt echter ook een douanepost op de grens in het uiterste zuidwesten te zijn. Zo buig ik na Challapata af naar het westen. En benader ik de Salar de Uyuni vanuit het noorden. Vanaf oktober meer kans op regen. En een laagje water op het zout. Vooralsnog ziet het er goed uit.

Een overnachting in Sica Sica. Een muf en donker hok met enkel een bed. Vraagprijs 100 Bolivianos. Dat is evenveel als mijn riante suite in Copacabana aan het Titicacameer. Ik maak rechtsomkeert, een tent heb ik ook. Dan zakt de prijs opeens naar 30 BOB. Daar doe ik het voor, een douche is ook wat waard. In het dorp treft men de voorbereidingen voor een feest, Virgen del Rosario. Ik eet kip, rijst, aardappel en salade. In Oruru beland ik in een acceptabel hotel met de naam Copacabana voor 70 BOB. Bestel kipsalade in een burgertent en klets met een advocaat uit Cochabamba. Op de weg terug spelen mijn darmen op, ik haal net op tijd het toilet. In Challapata neem ik een kamer en betaal extra voor een douche. Waar geen water uit blijkt te komen. Mijn waterzak met douche voorzetstuk komt hier mooi van pas.

Laat de zoutvlakte maar komen ik ben er klaar voor. Vertel moeders dat ze zich geen zorgen hoeft te maken als ze niets van mij hoort op haar verjaardag. Ik ben offline de komende tien dagen. Het vlakke landschap wordt droger en weidser. De wind komt overwegend uit het westen. In Quillacas houdt het asfalt op. Ik koop er water, cola en extra benzine voor mijn brander. Er wordt aan de weg gewerkt. Om de 500 meter is er een barricade van zand en grind. Soms neem ik de horde. Soms moet ik er klauterend langs. De vele lama’s langs en op de weg kijken me vriendelijk en nieuwsgierig aan. De vicuña’s zijn minder in getale en schuchter. Na 40 kilometer onverhard zet ik mijn kamp op. Langs de weg, zo goed mogelijk uit het zicht. Noodles vormen het avondmaal. Daarvan heb ik 20 zakjes. Voor acht uur lig ik in mijn slaapzak.

Ontbijt. Instant havermout, rietsuiker, rozijnen en poedermelk. Koud water erbij en smullen maar. Als snack voor tijdens het fietsen heb ik 40 blokken Nestlé chocolade ingeslagen. Vier per dag à 65 gram. Dat doe ik al drie maanden besef ik me opeens. Door gebrek aan een voedzame lunch is dit sinds Peru gewoonte geworden. Een snelle rekensom leert dat ik zo’n 12 kg chocolade heb veroberd. Sommige dingen wil ik niet weten.

Ik krijg te maken met het fenomeen wasbord. Vergelijk het met het effect van de kasseien in België. Geen kans om in je ritme te komen. Je wordt volledig door elkaar geschud. Je denkt dat de je fiets elk moment uit elkaar kan vallen. Soms is er een ander spoor dat beter lijkt. Lijkt. Ik werp een blik in de krater Jayu Quta. En geniet van het vergezicht met de vulkaan Thunupa in de verte. Als het wasbord het even toelaat. Ik volg de electriciteitspalen en kom zo in Salinas de Garci Mendoza. In mijn hotel tref ik een Duits stel op huwelijksreis. Ze zijn 50 jaar getrouwd. Een auto gehuurd en hun eigen reis uitgestippeld. Respect. Samen met Reiner en Ilse eet ik Lama schnitzel, rijst, ei en patat. Ze willen graag een kopie van mijn route over de Salar. Dat regelen we bij de eigenaar van de enige computer in het dorp.

Vandaag gaat het gebeuren, ik mag het zout op. Via een andere, meer westelijke route dan ik had bedacht. Dat mag de pret niet drukken. Het is een onwerkelijk gezicht zo’n oneindige inmense witte vlakte. Het doet zeer aan de ogen. Daarboven een strakke helderblauwe lucht. Het voelt wat onwennig. Ben geneigd om te testen of het zout mij gaat houden. Stomme gedachte natuurlijk. Eerst even kijken hoe ik weer op de geplande route kom. Ik trek een denkbeeldige lijn tussen de vulkaan en een rots in de verte. Waarvan ik denk dat het Isla Incahuasi is. Mijn eindbestemming voor vandaag. Daartussen hoort een spoor te lopen. De koers is bepaald. De eerste 30 kilometer gaat over een redelijk spoor. Dat houdt op. Ik ga door. Het zout heeft de structuur van een honingraat met opstaande randen. Dat fietst niet prettig. Ook het comfort van een Brooks zadel houdt ergens op. Staand op de pedalen fiets ik verder. De rots in de verte blijkt niet Isla Incahuasi. Toch bereik ik het spoor dat ik in gedachten had.

Met roodverbrande kuiten bereik ik het eiland. Is het wel een eiland als je er naartoe kunt fietsen vraag ik me af. Het is hoe dan ook een trekpleister voor toeristen. Er staan bussen en jeeps. Op het eiland staan cactussen. Hele grote van wel 1000 jaar oud. Ik volg het wandelpad. En zorg ervoor dat ik me niet prik. Zoek een plekje voor mijn tent aan de andere kant van het eiland. Uit de wind. Achter een muurtje van gestapelde rotsblokken. ’s Nachts ben ik moederziel alleen op het eiland. In de verste verte niemand te bekennen. Met dezelfde harde wind in de rug bereik ik de volgende dag de zuidkant van de zoutvlakte. Ondanks deze hulp hoor ik mezelf hijgen. Het tekort aan zuurstof op deze hoogte is duidelijk merkbaar.

San Juan de Rosaria is het laatste dorp van enige betekenis op deze route. Ik kom er uitgeput aan. Net voor het schemer. Er waait een gure wind. Ben moe van al het wasbord, mul zand, een lekke achterband, het duwen van de fiets, de harde tegenwind en zandstormen. Voor het eerst heb ik handschoenen aangetrokken om mijn handen te beschermen tegen de zon. Het eerste hotel is duur en vol. Dan zie ik twee bekende gezichten. Oliver en Marie, een Frans stel ook op de fiets. We hebben samen gegeten in Cuenca, Ecuador. Vier maanden geleden. Ze verblijven met Remi en Jennifer in het zouthotel. Dat klinkt goed. Wat een leuk weerzien.

Eenmaal binnen word ik op de schouder getikt. Het is Reiner, maar hij loopt huilend weg. Marie vertelt dat het bejaarde echtpaar met de auto heeft vastgezeten op de zoutvlakte. Reiner heeft elf uur lang over het zout gelopen. Naar een lichtje in de verte. Op zoek naar hulp. Heeft zijn vrouw Ilse met een warme slaapzak in de auto achtergelaten. Het is hem gelukt. Ze hebben het er goed vanaf gebracht. De woestijn laten ze voor wat het is. We genieten samen een maaltijd van groentesoep, quinoa, patat en ei.

Ik heb het nodige van mezelf gevraagd. Mijn lichaam is moe. Nog steeds diaree. Plassen doet pijn. Een gescheurde lip. Ik neem rust, poedertjes, ibuprofen en vaseline. Was mijn kleren. Plak twee banden. Smeer en span de ketting. Klets met Sylvia de eigenaresse. In eerste instantie komt ze stug over. Maar ik weet daar doorheen te prikken. Een ferme dame van 27 jaar, ik had haar minstens tien jaar ouder geschat. Haar man heeft het hotel in twee jaar gebouwd. Helemaal van zout. Bewoners in deze streek hebben een soort recht op het zout. Gekozen voor een ronde vorm. Omdat er dan minder warmteverlies is. De deuren en bedden zijn van cactus hout. Het resultaat mag er zijn. Een mooie centrale ruimte. Daaromheen de kamers aan de buitenkant. Erg sfeervol.

De Fransen gaan verder. Ik niet. Zwaai ook Reiner en Ilse uit. Opeens ben ik weer alleen. Wandel naar de chullpa’s. Kleine graftorens van lavasteen. De menselijke resten liggen er nog in.

“Route finding gets quite complicated in this area… Ignore the first three to four tracks heading west. Instead keep going south. Don’t take the first major branch on your left either”

Het handboek Cycling Southwest Bolivia is een begrip in de fietswereld. Een 14 pagina’s tellend pdf document. Met een gedetailleerde beschrijving van het gebied. Opgesteld door twee Nederlandse fietsers. Op de kaartjes zijn de vulkanen en meren ingetekend als herkenningspunten. Alsmede de weinige beschutte plekken waar ik mijn tent op kan zetten. En waar ik mijn twee waterzakken van 4 liter kan vullen. Ik schat in dat ik om de dag water kan krijgen. Dat is genoeg. De gemiddelde fietser doet 8 tot 10 dagen over de 300 kilometer. Op sommige trajecten moet ik rekening houden met 30% duwen lees ik. Tweemaal een klim naar 4800 meter.

Uitgerust vervolg ik mijn weg. Was er maar een weg. Het is spoorzoeken. Met een GPS, dat wel. Door een desolaat gebied. Met de vulkaan Ollagüe in Chili in de verte. Behalve twee jeeps in de verte zie ik vandaag geen mens. Ik vind het fantastisch en geniet. Voel me klein en groot tegelijkertijd. Wat een landschap. Na 46 kilometer zie ik de eerste beschutte plek, over 10 kilometer is de volgende. Ik ga verder. Een steile stenige klim afgewisseld met mul zand. Ruim 2 uur later ben ik op 4200 meter. Op de pas sla ik mijn kamp op. Weer achter een muurtje. Geniet van het fantastische panorama. Onder een heerlijk zonnetje. Bij het koken heb ik gezelschap van een muis.

Het is de eerste dag op mijn reis dat ik een heel etmaal geen mens heb gezien. Dat verbaast me achteraf. Had verwacht dit vaker mee te maken. Als ik de internationale weg tussen Uyuni en Chili oversteek zie ik de eerste jeeps van de dag. Toeristen op een georganiseerde tour. Ik hoor mijn naam. Het zijn Erik en Margriet, het Nederlandse stel dat ik ken van La Paz. Wat een toeval. Ze moeten verder, de rest van de tour wacht. De eerste lagune komt in zicht. Met een tiental flamingo’s. Vulkanen op de achtergrond. Een surrealistisch beeld.

De volgende lagune. Honderden flamingo’s. Hier een kleine ecolodge. De waterbron in mijn handboek blijkt niet te bestaan. Er staat ook dat de eigenaren geen water verstrekken. Ik mag gelukkig zonder problemen mijn waterzakken vullen. Trakteer mezelf op twee broodjes ei voor slechts 16 BOB. Koopje. Een overnachting kost 100 USD. Maar wel comfort en een waanzinnig uitzicht.

Ik ga een paar lagunes verder. Neem genoegen met het comfort van mijn matras en donzen slaapzak. Die heb ik hard nodig. Om zeven uur ’s ochtends is het 6 graden. Onder het vriespunt. In mijn tent. Buiten is het dan nog 5 graden kouder. Ondanks de kou heb ik heerlijk geslapen. Gisteravond genoot ik van onbeperkt zicht op de sterrenhemel. Nergens anders heb ik de melkweg zo duidelijk gezien. Het warmt snel op in de woestijn. Een half uur later zit ik heerlijk in het zonnetje te ontbijten. Aan Laguna Santa Cruz. Een fenomenaal uitzicht dat ik helemaal voor mezelf heb.

De lucht in de woestijn is gortdroog. Mijn lippen zijn gebarsten. Mijn neus is ruw. Het tentdoek trekt strak. Krijg de stokken er niet in. Het zand in de woestijn is fijn. Krijg de schoenen niet uit de pedalen. Op de momenten dat het nodig is. Soms val ik met fiets en al om. Als ik vastloop in het mulle zand. Op een pas tref ik een jong stel uit Polen. Ook op de fiets. Op de afslag naar hotel El Desierto staan de Franse mannen. Ze hebben er water gehaald. De dames liggen even verderop voor pampus. Ik vraag of ze al gehuild hebben. Een bevestigend antwoord volgt. Dat verbaast me niet. Ik geef ze een paar stukken Sublime chocolade mee. Ik heb het met ze te doen.

Ik haal ook water. Anderhalf kilometer van de route. Het restaurant serveert spaghetti. Er zijn momenten dat ik niet twijfel. Heerlijk. Het zoontje van vier houdt me gezelschap. Met de kat die hij stevig vasthoudt. En weer verder. Een groep losstaande rotsen in de verte. Daar ga ik mijn tent op zetten. Het gaat licht omhoog. Fietsen is onmogelijk in het mulle zand. De laatste jeep van de dag ziet me ploeteren. Bezorgd informeren ze wat ik aan het doen ben. Er is een hotel verderop. Dat weet ik. Dat is warmer. Dat weet ik ook. Don’t worry, I’m fine. Really.

Bij Arbol del Piedra (boom van steen) liggen de Fransen languit tussen de rotsen. We fietsen samen verder over een redelijk hoofdspoor. We halen 15 kilometer per uur. Laguna Colorado komt in beeld. Algen zorgen voor de mooie rode gloed. Die halverwege de middag op zijn hoogtepunt is. We betreden het nationale park en betalen entree. Er zijn twee simpele onderkomens aan het meer. Ik neem de refugio met douche, de Fransen de andere. De eigenaren zijn lieve eenvoudige mensen. Een echtpaar op leeftijd. Ze wonen er al 40 jaar.

Er wordt aangeklopt. Een Japans stel dat de jeep voor de deur heeft geparkeerd. “We want to buy souvenirs”. Ik geloof mijn oren niet. De eigenaresse kijkt me vragend aan. De Japanse herhaalt haar woorden op luidere toon. Spaans werkt beter. Ik vertaal. Het enige wat ze verkoopt is gedroogd voedsel. De Japanse wijst op een vaantje aan de muur. Het is een herinnering aan een bijeenkomst van de kerk. Of ze dat kan kopen. De vrouw des huizes en ik wisselen een blik van verstandhouding. De Japanners vertrekken met lege handen.

De geplande rustdag aan Laguna Colorado schrap ik. De hotsprings bij het restaurant 56 kilometer verderop trekt me meer. Midden op de vlakte moet ik. Niets waarachter ik me kan verschuilen. Maar ook niemand te bekennen. Wat is het probleem? Een geleidelijke klim van 20 kilometer naar 4800 meter. Een motorrijder komt me tegemoet. De Zwitser zit in mijn spoor. Hij wisselt en valt. Gelukkig zacht. Sol de Manaña. Heel even denk ik dat ik het spektakel van de geisers heb gemist. Toch niet blijkt even later.

Als god in Frankrijk. Zo voel ik me. Waar vind je een hotspring met dit uitzicht? Twee Amerikanen delen mijn gevoel. De eigenaresse van het restaurant doet er de was. Het hindert ons niets. Artia en Vadim hebben in La Paz een motor gekocht. Voor 1500 USD. Hierop reizen ze door Bolivia. Zonder motorrijbewijs. Van hun reis maken ze een foto- en videoreportage. In het restaurant tref ik Carsten. Een Duitser uit Keulen. Ook op de fiets. We mogen allemaal binnen slapen. Als we maar opstaan voor de eerste jeeps er zijn. Om zeven uur. Ik heb ademnood bij het ontwaken. Niet voor de eerste keer. Het zal de hoogte zijn.

Ik wil asfalt zien. Vandaag nog. Dan maar een lange dag. Weer een klim naar 4800 meter. De Amerikanen halen me in. En ik hen weer. De verscheidenheid aan kleuren in de woestijn is verbazingwekkend. Onvoorstelbaar mooi. Ook de lagunes verschillen van kleur. Ik neem de passage tussen Laguna Verde en Blanca. Even verder de douanepost. Hier haal ik de vereiste exit stamp. Na nog een laatste venijnige klim opeens asfalt. Ik kan het wel kussen. Linksaf naar Argentinië. Ik kies voor rechtsaf naar Chili. Voor de afdaling naar San Pedro de Atacama. In de avondzon zoef ik 46 kilometer omlaag naar de oase in de woestijn. De temperatuur stijgt naar een aangename 20 graden.

De douane aan Chileense zijde haalt mijn tassen door de X-ray. Ik mag het knusse stadje binnen. Zoek een hostel. Het contrast met Bolivia is groot. In vergelijking met alles in Bolivia is San Pedro de Atacama het paradijs op aarde. Alle westerse geneugten zijn hier weer in overvloed verkrijgbaar. Life is good.

Periode: 5 t/m 22 oktober 2012
Foto’s: Bolivia – Salar de Uyuni
Foto’s: Bolivia – Laguna Route
Route tot Salar de Uyuni: http://goo.gl/hZDgku
Route vanaf Salar de Uyuni: Cycling Southwest Bolivia

Next Post

Previous Post

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.

© 2024 Wimsalabim

Theme by Anders Norén