Na het passeren van de grens, is het gedaan met het Engels van Belize. Spaans is hier de voertaal, naast de 22 inheemse talen. Het kwik laat waarden tussen de 35 en 40 graden zien. Dorstig weer.
Voor het eerst rijd ik over een weg waarvan ik weet dat die in het recente verleden werd geassocieerd met overvallen op toeristen. Niet ver na de grens haal ik een Franse familie in. Ouders met drie jonge kinderen. Op de fiets. Vertrokken uit Edmonton in Canada met eindbestemming Buenos Aires in Argentinië.
De afslag naar rechts naar het Maya tempelcomplex Tikal laat ik links liggen. En trap door naar Flores. Een pittoresk dorpje op een eiland in een meer. Middels een brug verbonden met het vasteland. Ik boek twee nachten en een tour naar Tikal.
Samen met Sven uit Munchen zit ik de volgende ochtend om 5 uur op de achterbank van het busje dat ons naar Tikal brengt. We staan als eerste voor de poorten van het park, dat om zes uur open gaan. De howler monkeys maken een angstaanjagend lawaai.
Over paadjes lopen we door de jungle van tempel naar tempel. Een bewaker knijpt een oogje dicht en we mogen tempel V omhoog. We hebben drie minuten. Eenmaal boven kijk ik naar beneden en vertoon lichte verschijnselen van hoogtevrees. Het uitzicht maakt alles goed.
Op de Grand Plaza vertrouwt een bewaker Sven toe dat er meer te zien is. Een andere bewaker neemt ons mee naar putten die zijn afgedekt. Twee schorpioenen kruipen weg als we de platen verwijderen. Via een ladder dalen we af. Op de bodem van de put ligt een dode vogelspin. In de ondergronde ruimte zijn traptreden en muurschilderingen.
De eerste gebroken spaak. Als alles weer op de fiets zit, heb ik een lekke band. Nog 90 kilometer te gaan. Om half vier en na 67 kilometer valt de regen met bakken uit de hemel. Ik schuil in hutje waar een jonge dame drankjes verkoopt. Help haar met dweilen, het water stroomt naar binnen. Na een uur schuilen stel ik mijn plannen bij. Er is zowaar een hotel in het dorp. Voor slechts 25 Quetzales ($2,50) per nacht. Geen geld, maar ook geen comfort. De stroom is uitgevallen. In het schemer neem ik een koude douche en eet bij kaarslicht.
Om 8 uur zit ik op de fiets voor de 142 kilometer naar Rio Dulce. Over een slingerende weg door kleine dorpjes in een aantrekkelijk heuvelend landschap. Zwaaiende mensen en toeterende auto’s. Wat een vriendelijk volkje!
In het dunbevolkte noorden is flink gevochten in de 36 jaar durende burgeroorlog welke in 1996 tot een einde is gekomen. Vooral de inheemse bevolking moest het flink ontgelden. In een restaurant liggen foto’s van guerillastrijders onder de glazen platen op de tafels.
Na 4 liter water, 1 liter Gatorade en 8 flesjes sap sta ik om half vier in Rio Dulce. Een drukke rommelige straat voor de langste brug van het land. Ik neem een rustdag in een hotel met balkon en hangmat. Heb de volgende dag geen puf voor de boottour door de gorges.
De eerste 12 kilometer na Rio Dulce gaan op en neer als een achtbaan. In het dorp waar het asfalt eindigt, is een tankstation. Daar zit een groep mannen met een pilsje voor de buis gekluisterd. Barcelona speelt tegen Mallorca.
Mensen in klederdracht lopen met bundels brandhout op de rug langs de weg. De betrouwbare Rohloff naaf van mijn fiets begint te haperen. Slechts 8 van de 14 versnellingen doen het nog. Nog 20 kilometer naar La Tinta. Dan knapt ook nog een tweede spaak.
Zelden heb ik zulke angsten uitgestaan. Ik zit in een ‘collectivo’ naar La Tinta. De fiets is rechtop vastgesjord op het dak van het busje. De tassen liggen er los naast. Door wegwerkzaamheden hebben we een kwartier oponthoud. Dat probeert de chauffeur in de eerste kilometer goed te maken. We stuiteren over de weg. Ik kijk angstig achterom of mijn tassen niet van het dak vallen. In een grote stofwolk haalt hij blind in. Een vrachtwagen komt recht op ons af en moet in de remmen. In het busje is plaats voor 12 personen. Als je de zetels telt. Guatmalteken zijn het kleinste volkje ter wereld. Dus 24 personen passen ook. Alleen kan de schuifdeur niet meer dicht. Bij aankomst in La Tinta ben ik oprecht verbaasd dat al mijn tassen nog op het dak liggen.
Antigua is een stad op 1500 meter hoogte, omringd door drie vulkanen. Een week eerder dan gepland ben ik er. Met een dure taxi uit La Tinta over highway 7W die ik zo graag had willen fietsen. Collectivo’s houd ik voorlopig voor gezien. Ik neem contact op met Rohloff. Ik heb een nieuwe naaf nodig. Die wordt kostenloos binnen drie dagen vanuit Duitsland bezorgd in Antigua. Als de lokale vestiging van FedEx in Guatemala Stad haar werk naar behoren had gedaan…
Ik maak van de gelegenheid gebruik om de omgeving van Lago de Atitlán te verkennen. En neem een collectivo voor toeristen naar San Pedro. Wandel met gids Juan naar de top van één van de vulkanen rondom het meer. Hij vertelt over de burgeroorlog. En over zijn moeder die de lokale Maya taal leert schrijven. Ik prik een vorkje mee bij de familie thuis. Op dag twee neem ik de watertaxi naar Santiago. Een jonge Canadeze vertelt dat ze hier een stuk grond heeft gekocht. Met vrienden gaat ze een community en biofarm stichten. Het meer trekt veel spirituele mensen. Op de markt in Santiago koop ik een aantal kleurrijke gewoven kleden. Op de dag van vertrek peddel ik ‘s ochtends in een kano langs de oevers van het meer. Samen met mannen in primitieve houten kano’s die vissen. Aan de waterkant doen vrouwen de was.
De dag voor Palmpasen ben ik terug in Antigua. Een sterk staaltje Unesco werelderfgoed. Semana Santa, de week voor pasen, is een groots katholiek gebeuren. Met processies wordt het lijden van Christus en Maria herdacht. Mannen in paarse gewaden, vrouwen in het zwart. Elke kerk heeft zijn eigen processies die tot 12 uur (!) lang duren. Met een processie wordt een baar waarop een tafereel wordt uitgebeeld, voetje voor voetje door de stad gedragen. De bevolking is de hele week in de weer om de straten met de mooiste tapijten van bloemen, gekleurd houtzaagsel en fruit te bedekken. Dit gebeuren trekt massa’s toeristen uit de hele wereld. Hotels zijn maanden van tevoren volgeboekt en de prijzen zijn verdubbeld.
In de hostal verblijft een internationaal gezelschap van mensen die veelal ook alleen reizen. Regelmatig gaan we de stad in voor de processies of om een hapje te eten. Ik bezoek een koffieplantage en plan mijn route door El Salvador, Honduras en Nicaragua. Ik zie af van de hike naar de Apaya vulkaan omdat er geen actieve lavastromen meer zijn. Op een markt loop ik de Amerikaanse fietser, die ik op Cuba heb ontmoet, tegen het lijf. Een goed weerzien. Ondertussen is de nieuwe Rohloff naaf binnen en vervang ik het binnenwerk aan de hand van de meegeleverde beschrijving. Aan het eind van de week voel ik me wat grieperig.
Ik eet een laatste keer bij Doña Ana aan de overkant van de straat. De volgende dag hobbel ik over de cobblestones de stad uit. Klim over de flanken van de vulkaan Agua waarna het asfalt ophoudt en ik 10 kilometer met ingeknepen remmen afdaal. Langs de weg veel afval, terwijl de stad erg schoon was. Hevige stortbuien zorgen voor aangename verkoeling. Ik laat me lekker nat regenen. Na twee dagen fietsen bereik ik de grens met El Salvador.
Periode: 20 maart t/m 11 april 2012
Foto’s: Midden Amerika – Guatemala
Route: http://goo.gl/maps/FcyXG en http://goo.gl/maps/GbDg
Anton 23 July 2012
Goed om te horen dat je weer online bent! Je fiets kan je zeker wel afschrijven aan het eind van de rit? Of zijn alle onderdelen dan vervangen zodat je weer een nieuwe fiets hebt? :-)
Darchibald 23 July 2012
Je maakt wat op zo’n fietstochtje door Amerika!
alfred en moon 29 July 2012
He Wim, leuk om weer wat te horen bedankt voor de kaart. watmaak je een mooie reis. super.
als je terug komt kan je met Ellis fietsen. ze is al druk aan het oefenen. groeten van ons!
Bernhard Bouwhuis 31 July 2012
gelukkig, Jeleeft nog :-)
Bernhard Bouwhuis 31 July 2012
Oeps iets te snel ge-entered.
Heel veel succes nog met de reis.
Groetjes