Wimsalabim

Avonturen op de fiets

Noord Peru

Op mijn hotelkamer in Zumba lees ik tot de bui is overgewaaid. Dan til ik fiets en tassen twee smalle trappen naar beneden. En zet koers naar de grens met Peru. Het gaat steil op en neer over een harde zandweg. Maar voornamelijk omlaag naar de rivier die de grens vormt. Voor de laatste afdaling is een militaire post, waar ze mijn paspoort willen zien. De douane van Ecuador neem ik onterecht aan. Die rijd ik beneden aan de rivier bijna voorbij.

Aan de andere kant van de brug in Peru, vul ik eerst een formulier in bij de politie en mag dan door naar de immigratie. De stempel is goed voor 90 dagen. Een armgebaar van de beste man zet me op het verkeerde been en volg de weg langs de rivier stroomafwaarts tot deze na 5 kilometer doodloopt. De juiste weg stroomopwaarts is ook onverhard, maar een stuk beter. De stijgingspercentages zijn een stuk milder dan in buurland Ecuador. San Ignacio, het doel voor vandaag, haal ik niet. Want het blijkt 80 kilometer in plaats van 50. Zowel mijn kaart als Google Maps zaten flink mis. Ik eindig de dag in Mamballe, een klein dorp met twee hospedajes. Ik kan er zelfs dollars wisselen voor soles.

De weg naar Chachapoyas scheert langs het Amazonegebied. Dat ligt laag en het is er vochtig heet. Niet mijn favoriete fietsklimaat heb ik in Midden Amerika ontdekt. Ook hier heerlijke lauwe douches aan het eind van de dag. De wegen volgen de loop van rivieren. Door canyons die overgaan in stroomdalen en andersom. Uit vele hoeken en gaten hoor ik “Gringooo!!!”. Bij de kinderen komt het werkelijk uit hun tenen, zo enthousiast. Harry, een jongen van een jaar of tien, fietst 5 kilometer met me op zonder een woord te zeggen. Voor 2 sol (60 eurocent) koop ik langs de weg een liter verse ananassap.

Na 5 dagen heb ik weer asfalt, een ware verademing. In Jaen waan ik me middenin de historische TT, de herrie van ontelbare motokarren (taxi’s op drie wielen). ‘s Avonds is het feest, de onafhankelijkheid van Peru (van Spanje) wordt gevierd. In Bagua Grande spuit ik de modder van de fiets. Hier overnacht ik in een wat meer upclass hotel met tv en wifi voor 30 soles. En zie Marianne goud winnen op de wegwedstrijd, de Olympische Spelen zijn begonnen. Twee dames van het hotel hangen de volgende ochtend uit het raam als ik wegrijd: “Chaooo Guillermooo!”. Waar heb ik dat aan te danken? Het is weer warm en pauzeer langs de rivier met de voeten in het koele water.

Na Pedro Ruiz gaat het omhoog naar Chachapoyas op 2300 meter, eindelijk weer frisse berglucht. Er knapt een spaak en ik moet mijn band vijf keer bijpompen. Eenmaal terplekke zoek ik een hotel voor drie nachten. Meerdere nachten en meer keus, dan ben ik wat kieskeuriger. De eerste mist sfeer, de tweede en derde zijn vol. In de vierde is het verdacht rustig, maar lijkt ok. De boiler wordt voor mij ingeschakeld, ik wacht een uur op een lauwe douche. Op straat kom ik Emilien en Xinhan tegen, de Frans/Chinese tandemcombinatie. De laatste keer ontmoeting was in het zuiden van Ecuador. We gaan een hapje eten en proosten alvast op mijn verjaardag de volgende dag.

Om zes uur in de ochtend wordt ik wakker van een fanfare. Op mijn verjaardag, ik voel me vereerd! En mooi op tijd, want de tijdrit begint zo. Hier stelt Marianne teleur. Bij de mannen verovert Wiggins het zoveelste olympisch goud voor het gastland. Ik Skype met de familie in Nederland. Later op de dag komt er nog een fanfare voorbij. Toch niet ter ere van mijn verjaardag blijkt wanneer ik het navraag, het betreft een begrafenis…

Chachapoyas en omgeving wordt vaak over het hoofd gezien door menig toerist. En van alle toeristen is 90% Peruaan. Onterecht, want er is veel te ontdekken. De Karajia sarcofagen lijken me erg interessant. Ik boek een tour, want het is nogal uit de richting. Mijn lichte aversie van georganiseerde tours wordt versterkt. Veel wachten en een paar kleine “tourist traps”. Eerst een bezoek aan de Quiocta grot, het is een gecombineerde tour. Op laarzen strompelen we door de zuigende modder 700 meter naar binnen. Twee zaklampen voor tien personen. Hier en daar menselijke beenderen. Door het gebrek aan licht springt een Zwitser middenin een heupdiepe modderpoel. Nat voor de rest van de dag. Inbegrepen is gezamenlijke lunch. Ik probeer een flesje gifgele Inca Kola. Zo populair in Peru dat Coca Cola het merk heeft ingelijfd. Dan weer in de bus. De sarcofagen bevinden zich op een half uur lopen buiten een dorp. Het zijn overblijfselen van de Chachapoyas cultuur, die nooit echt aan de Inka’s zijn onderworpen. Bijzonder interessant. Op de weg terug deel ik de oordopjes van mijn iPod met een meisje uit Lima. Of ik ook Justin Bieber heb…

Na een laatste nacht in Chachapoyas zonder water en stroom neem ik de wonderschone onverharde binnendoorweg via Levanto naar Tingo. Flink klimmen, lang afdalen naar de rivier en vervolgens weer steil omhoog uit het dal. Dat is flink zweten met 38 graden op het laagste punt. Er was ook een verharde vlakke weg langs de rivier naar Tingo, maar waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan? In Tingo is niet veel. Een acceptabele hostal naar Peruaanse maatstaven en een bedenkelijk restaurant. Maar het is een goed startpunt voor de hike naar Kuélap. Een 700 meter lange ommuurde ruïne op een berg, waarvoor meer steen is gebruikt dan voor de Grote Piramide in Egypte. De volgende dag hike ik 10 kilometer omhoog. In de twee uur op de site kom niet meer dan vier mensen tegen. Om twee uur ben ik terug in de hostal. Ik heb nog tijd en energie over voor de 46 kilometer naar Leimebamba. Bij het vallen van de avond, om half zeven, rol ik het dorp binnen.

Ik slaap uit en lees een boek uit. ‘s Middags ga ik aan de wandel. Drie kilometer buiten Leimebamba is een heel aardig museum dat met geld uit het buitenland is opgezet. Eind jaren ’90 zijn in de omgeving een groot aantal mummies gevonden, welke nu in het museum zijn tentoongesteld. Tegenover het museum bestel ik tussen de kolibries cappuccino en verse bananentaart. Op de weg terug paseer ik een veld met huizen rondom waar mensen voet- en volleyballen. In het dorp werpen oude mannen munten in een bak. In een donker internetcafe – met kriebelende beestjes – zitten mannen rond een tafel te kaarten. Zondag in Leimebamba. Op de plaza kom ik de man tegen die de dag ervoor bij mij in het restaurant aan tafel zat. Hij stelt zijn neef aan mij voor en we stappen samen een restaurant binnen. Op het menu staat pollo met papas fritas en ensalada. Op een gegeven moment heb ik een ‘niet pluis’ gevoel. De man is nu opeens een taxichauffeur uit Lima en hier op bezoek. Gisteren woonde hij in nog het dorp en werkte hij in de landbouw. En hij wil weten wat mijn fiets kost. Maar ja, dat vraagt iedereen. De neef zegt geen woord.

Ik vertrek een dag later dan gepland in de vroege ochtenduren. Zo vroeg is het nog fris met slechts 7 graden. Maar in de klim naar 3500 meter krijg ik het al snel warm. Ik heb nog spierpijn van de hike naar Kuélap. Na de pas heb ik fantastisch uitzicht op de 60 kilometer afdaling. De weg is erg slecht, staand daal ik af. De zon is heet in de vallei. Onderweg tref ik een ouder stel dat op paard naar de doorgaande weg is gekomen om hun volwassen zoon op de bus te zetten. Ik krijg een broodje met een zoete gelei van bonen. Zoals vaak eindigt de afdaling bij een brug over een rivier. En gaat het aan de andere kant even hard weer omhoog. Zo ook hier in Las Balsas, een klein dorpje met één hospedaje met één bed. Zonder baño, maar er is een openbare wasplaats met douche aan de rivier. Op straat, voor de deur van mijn kamer houdt een varken de wacht. Dat geeft een veilig gevoel. Zonder straatverlichting een mooi uitzicht op de sterrenhemel. In bed heb ik tot twee keer toe gezelschap van een eenzame muis. Ik slaap verder met het licht aan.

Half zes op. Vandaag 45 kilometer klimmen. Ik wil starten in de koele ochtendlucht . Over de slechte weg hobbel en slinger ik omhoog. Op de berg voor me zie ik de zigzaggen die ik nog heb te gaan. Weinig water onderweg. Ik filter water uit een stroompje. Na 7,5 uur klimmen ben ik boven. Daar kan ik de hele vallei overzien, inclusief de weg aan de overkant die ik heb afgedaald. Één kilometer voor Celendín knapt de zoveelste spaak. Lopend bereik ik het dorp. Volgens de Lonely Planet woont hier een Nederlandse dame die een project voor kinderen met het syndroom van Down runt. En dat ze een hostal heeft. Weer even Nederlands praten, dat lijkt me wel wat. Terwijl ik sta te wachten vragen drie jonge meisjes in schooluniform me de oren van het hoofd, ontzettend nieuwsgierig zijn ze. Helaas begrijp ik niet alles, zo goed is mijn Spaans ook weer niet. Susan heeft een bed voor mij. Sinds 6 jaar woont ze hier met haar Peruaanse man en twee zoons. Het project is vernoemd naar hun jongste zoon Yannick.

Susan vertelt over de noodtoestand die hier sinds een maand van kracht is. Ik had gehoord over de protesten tegen de mijnen, maar dacht dat het in een plaats verderop was. Nadat er voor hun deur drie mensen zijn omgekomen is de noodtoestand van kracht en is het rustig. Op elke hoek van de plaza staat een groepje militairen. Er is veel weerstand tegen plannen om een nieuwe goudmijn te openen. Bewoners en voornamelijk boeren zijn bang voor tekort aan en vervuiling van water. Daarnaast zijn de mijnen in buitenlandse handen en profiteert de lokale bevolking er naar hun mening weinig van. Ondanks eerdere beloften van de overheid. Het tekort aan water is duidelijk, het is er overdag gewoon niet als ik de kraan opendraai. De vervuiling is er ook, kortgeleden waren een groot aantal boeren opeens ziek. Een aantal zijn overleden. In het hele verhaal zijn er twee kampen. De mijnbedrijven zijn diep verwoven in maatschappelijke organisaties en (lokale) overheden die veel steun (lees: geld) ontvangen. En op hun manier belang hebben bij de mijnen. De situatie ontwricht de hele gemeenschap. Zelfs onpartijdige inwoners ontvangen anonieme dreigbrieven. Geen fijne situatie, dat is een understatement.

Ik heb nog één reservespaak, dat is niet veel. Voordat ik weer op de fiets stap, wil ik de spaken opnieuw laten spannen. Door iemand die het in ‘de vingers’ heeft. Die persoon denk ik in Trujillo te vinden. Daarvoor moet ik eerst met de bus naar Cajamarca. De dame achter het loket is niet in opperbeste stemming. Ze wil mijn paspoort dat ik niet bij me heb. Ik geef een verlopen creditcard en wijs mijn naam aan. Op mijn ticket vult ze “Valid Thru” in. Ik vind het prima.

Het is de verjaardag van Yannick. Met Vilseth, de man van Susan, haal ik taart. Ik koop ook een kadootje. Er wordt gedanst met de kinderen uit de groep van het project. Met Vilseth ga ik langs de broer van zijn vader. Die heeft een werkplaats, er wordt even naar de auto gekeken. Er zijn nog twee mannen. De zak met coca bladeren gaat rond. Ik kauw een paar blaadjes mee. Dan komt de fles op tafel en gaat het dopje rond. We moeten blijven eten en dat doen we. De volgende dag moet ik bij de dochter-van-de-broer-van-de-vader van Vilseth komen eten. Dat kan want de bus vertrekt in de middag. Daar zit ik opgepropt met de familie in een hutje achter de nieuwe woning in aanbouw. De kippen lopen onder tafel tussen mijn voeten. Maar het is erg leuk.

Wanneer de bus vertrekt is deze halfvol. Één blok verder stopt de bus en stapt de andere helft in. Boven mijn hoofd zweeft een groot vraagteken. Mijn benen passen niet tussen de stoelen en het is warm in de bus. Een oncomfortabele rit van 4 uur. In Cajamarca blijf ik twee nachten. Ik koop er een ticket voor de bus naar Trujillo.

In Cajamarca woont Pim, een Limburger die daar een aantal ijssalons met de naam Heladeria Holanda heeft. Susan vertelde me over Pim en ik zoek hem op. Pim is getrouwd met een Peruaanse en een actief mannetje. Zo zit hij in de lokale KvK en runt hij een project voor dove kinderen. Aangepast onderwijs en begeleiding naar en op het werk. Veelbelovende resultaten. Pim legt me ook uit hoe de winning van goud in zijn werk gaat. Tot mijn verbazing gaat de drab die overblijft per schip naar Zwitserland waar het uiteindelijke goud tevoorschijn komt. Ik kom ‘s middags nog een keer terug voor een coup Cajamarquina. Helaas – en nog een keer tot mijn verbazing – zijn alle bezienswaardigheden op zondagmiddag gesloten. Waaronder de cel waar de laatste leider van de Inca’s door de Spanjaarden is vastgehouden en uiteindelijk, na de betaling van een absurd grote lading goud en zilver, alsnog is vermoord.

De nachtwacht van het hotel heeft besloten om in de kamer naast mij te gaan slapen. Wat niemand weet. En het is een goede slaper. De gasten die ‘s nachts hun sleutel willen, kloppen op de balie. Totdat het hele hotel wakker is, behalve de nachtwacht. Na de derde keer bons ik mee op mijn eigen deur totdat de deur naast mij opengaat en ontdek dat de nachtwacht mijn buurman is. Ik zeg hem dat hij achter de balie moet slapen of een briefje ophangt. Hij snapt het.

Nadat mijn vingerafdrukken zijn genomen mag ik de bus in. Dit keer volop beenruimte. Er worden zelfs films vertoond. Alleen mijn hoofd steekt boven de leuning uit. Naast mij zit een dame die ergens in de vijftig moet zijn. Als eerste gaat de bh uit, dan volgt een make-up en epileer sessie. Dan maakt ze met haar mobiele telefoon foto’s van zichzelf. Truitje uit, klik. Ander truitje aan, klik. Arm achter haar hoofd, klik. Lippen getuit, klik. Met tegenlicht, klik. Andere pose, klik. En dat twee uur lang. Na de stop is ze rustig. Ze vraagt alleen nog of ik een relatie heb en of ik haar mee kan nemen naar Nederland.

De bergen maken plaats voor de woestijn aan de kust. Lange rechte wegen door niemandsland. Geef mij de bergen maar. Trujillo, de op een na grootste stad van Peru, ligt in die woestijn. Een stad met een rijk verleden, er was aan weinig gebrek. Door de rivier die vanuit de bergen in zee stroomt is er voldoende water, zelfs voor het verbouwen van gewassen. In de directe omgeving zijn een aantal grote bezienswaardigheden. Maar eerst op zoek naar iemand die mijn spaken kan spannen.

Periode: 26 juli t/m 13 augustus 2012
Foto’s: Peru – Noord Peru
Route: http://goo.gl/maps/k6bTj

Next Post

Previous Post

9 Comments

  1. Yvonne 30 November 2012

    Dat verhaal van die vrouw in de bus vind ik nog de mooiste hahaha

    Zullen we twee bedden opmaken dan maar? ;-)

  2. Marchje en Geert Tinus 30 November 2012

    Weer een schitterend verhaal. Voor ons wordt het misschien nog wel een verrassing of je alleen weer komt….. ;-)
    Tot over drie weken, maar dan bij ons thuis.

    Liefs mam en pap

  3. Vasilis 30 November 2012

    Neem mee wat je meenenemen kunt. We verzinnen wel wat.

  4. Darchibald 30 November 2012

    ‘t Gaat nu echt rap Wim. Voor je ‘t weet sta je weer op Schiphol. Geniet er nog even van.

    Gr, Gerard

  5. Trecia 1 December 2012

    Geweldig Wim, een varken als deur wacht.. Veel plezier het laatste stukje. Gr Trecia

  6. Bert ten Oever 4 December 2012

    Ze blijven mooi die verhalen van jou, Wim. Het was lang stil, maar ik begrijp nu, dat het niet lang meer duurt dat je weer in Tynoarl zal verschijnen. Plezier nog even.
    Gr. Bert

  7. rob 13 December 2012

    Hoi Wim, mooie verhalen weer! Gaat alles goed met je? Benieuwd wanneer je terug bent.

    Groetjes,

    Rob van loenen

  8. Oosting Folkersma 15 December 2012

    Hey Wim,

    Geniet nog even van die wereld om je heen.
    Klasse dat je zoveel met ons deelt. En geweldig wat je allemaal hebt gezien. Just like a dream!

    Groeten,
    Willem, Geesje, Henk, Anneke, Dorine en Twan

  9. Janke Greving 17 December 2012

    Mooie verhalen Wim!
    En een goede terugreis! groet Janke

Leave a Reply to Bert ten Oever Cancel reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.

© 2024 Wimsalabim

Theme by Anders Norén